De ontwikkeling van de samenwerkingsscholen in Ezinge en Roodeschool

Joke Buist en Fieneke Snitjer werken alweer 10 jaar als leerkracht op samenwerkingsschool Op Wier in Ezinge. Op Wier onstond in 2006 uit een fusie tussen cbs De Springplank en obs De Klief. De leerkrachten Gina Kruizinga en Ida Zoutman werken op samenwerkingsschool De Dobbe in Roodeschool. Die is er nog maar net. De Dobbe ontstond in 2016 uit een fusie tussen cbs Simonides en obs Roodschoul. De vier leerkrachten vertellen over de ontwikkeling van hun school. Over overeenkomsten, verschillen, verrassingen en waar ze tegenaan liepen. En over wat de samenwerking heeft gebracht.

Hoe keken jullie tegen de fusie aan?

“Dat hadden we al veel eerder moeten doen”, “ouders wilden het ook graag” en “beter één school dan geen school”, zeggen de dames unaniem. Joke: “Als een van beide scholen was gesloten, waren er misschien kinderen naar een school in een ander dorp gegaan. En dan zou de laatste school het ook niet hebben gered.” Gina: “Bij ons in het dorp heb je bijna geen winkels meer. Laatst ging ook de cafetaria dicht. En dat is toch, net als de school, een plek waar mensen elkaar ontmoeten. Sluiting van de school zou ten koste gaan van de leefbaarheid.”

Vormden de verschillende identiteiten geen belemmering?

Fieneke: “Voorafgaand aan de fusie hebben we daar uitgebreid met elkaar over gesproken. Dan kom je erachter dat je veel overeenkomsten hebt. We hanteren dezelfde waarden en
normen en gaan op dezelfde manier met elkaar om.” Gina: “We vinden het bijvoorbeeld allemaal belangrijk dat je respectvol met elkaar omgaat. En dat we daarin zelf het goede voorbeeld geven.”

Dus er waren geen vooroordelen met betrekking tot de ander?

Joke: “Dat kan ik me niet herinneren, iedereen wilde de fusie gewoon graag.” Gina: “Bij ons hadden een paar ouders en kinderen dat wel. Er werd bijvoorbeeld gedacht dat er bij ‘de openbaren’ veel gevloekt werd. Grappig was dat een jongetje bij mij in de klas enorm opzag tegen het feit dat hij bij kinderen van de andere school in de klas zou komen. Maar laatst,
een half jaar na de fusie, schreef hij in het voorwoord van zijn rapport: ‘Ik heb nu vrienden en een vriendin’.” Ida: “Ik hoorde een meisje bijna verbaasd zeggen dat ze heel leuk gespeeld had met een ander meisje. En dat terwijl het meisje niet eens naar de kerk ging!”

Hoe geven jullie vorm aan de verschillende identiteiten?

Gina: “We geven Godsdienstvormend Onderwijs (GVO) en Humanistisch Vormingsonderwijs (HVO). Kinderen kunnen elk jaar kiezen wat ze willen volgen.” Ida: “Voor mij stond wel vast dat ik geen GVO wilde geven. Dat zou ook niet geloofwaardig overkomen. Maar dat hoefde ook niet. De leerkrachten met een christelijke overtuiging geven GVO en die met een humanistische overtuiging geven HVO.” Joke: “Bij ons was dat ook zo, maar dat is in de loop van de jaren wel wat veranderd. In de midden- en bovenbouw krijgen kinderen deels gezamenlijk levensbeschouwelijk onderwijs en deels gescheiden. Uit een enquête bleek namelijk dat ouders met kinderen in deze groepen open stonden voor meer gezamenlijke lessen. De gezamenlijke lessen worden door de eigen leerkracht gegeven. De HVO- en GVO-lessen door de HVO- en GVO-leerkrachten.”

Waarom geven jullie de kinderen dan niet het hele jaar gezamenlijk les?

Joke: “Binnen de christelijke school wordt het geloof ook beleden. Bijvoorbeeld door te bidden. Als je HVO en GVO helemaal zou samenvoegen, dan zou het belijden wegvallen. Dat kun je anderen niet opdringen. Dan krijg je dus lessen over het geloof in plaats van in het geloof.” Gina: “En dan ben je geen samenwerkingsschool meer, maar een openbare
school.” Joke: “Er zijn nog steeds ouders die heel bewust voor christelijk onderwijs kiezen, dus dat kun je niet zo maar weglaten.”

Hoe wordt er door de ouders en kinderen gekozen?

Ida: “In dit eerste jaar is er voornamelijk gekozen voor lessen over de eigen identiteit.” Joke: “Bij ons was dat in eerste instantie ook, maar nu wordt er veel geswitcht. Kinderen en ouders zijn nieuwsgierig naar de andere lessen.”

Kunnen jullie een voorbeeld geven van een GVO- en een HVO-les?

Joke: “Bij ons werken de beide groepen aan dezelfde thema’s. Daarvoor hebben we een leerlijn ontwikkeld. Binnen het thema ‘dromen’ bijvoorbeeld wordt binnen de GVO-groep het
bijbelverhaal over de dromen van Jozef behandeld. Binnen de HVO-groep hebben we het over vragen als ‘Wat is jouw droom?’ en ’Stel dat je heel erg rijk zou zijn, wat zou je dan
willen en hoe zouden kinderen in andere landen daar tegenaan kijken?’.” Gina: “Wij werken met de methode Trefwoord. Deze is voor beide groepen te gebruiken.” Fieneke: “Toen
wij samenwerkingsschool werden, was er eigenlijk nog geen geschikte methode. Wij waren pioniers op dit gebied.”

Wat zeg je als een kind je vraagt of je in God gelooft?

Fieneke: “Ik zeg dan dat ik dat een lastige vraag vind, want ik twijfel. Maar daar zeg ik bij dat anderen daar weer anders over denken. En dat dat mag.” Gina: “Ik zeg dat ik geloof. Maar heb daar geen evangeliserende bedoelingen bij, ook niet tijdens de GVO-lessen. Kinderen mogen hun eigen keuzes maken.”

Wat heeft jullie uiteindelijk het meest verrast?

Fieneke: “In het eerste jaar hebben we met alle kinderen in het gebouw van de openbare school gezeten. Je bent dan toch wel benieuwd hoe dat zal gaan. Maar vanaf dag 1 was het alsof ze al jaren bij elkaar in de klas zaten. Er werden meteen vrienden gemaakt.” Joke: “Ook als team vormden we meteen een geheel. De personen pasten goed bij elkaar. En qua
expertises vulden we elkaar goed aan.” Ida: “Voor mij waren dat ook de verrassingen. Niet dat ik het niet verwacht had, want we hadden elkaar al leren kennen tijdens de fusievoorbereidingen. Maar nu we één school zijn, merk je het pas echt.” Gina: “En daar gaat het uiteindelijk om. Als het in een team niet klikt dan zie je dat meteen terug in het onderwijs.”

Wat heeft de samenvoeging (tot nu toe) opgeleverd?

Fieneke: “De samenvoeging is heel goed geweest voor Ezinge. Het zorgde voor saamhorigheid en verhoogde de leefbaarheid.” Joke: “Wij nemen bijvoorbeeld ook producten af bij de plaatselijke supermarkt.” Fieneke: “Bovendien zie je dat gezinnen met kinderen die van elders komen eerder kiezen voor een dorp met een school.” Ida: “Wij zijn nog maar net een samenwerkingsschool. Bij ons moeten ouders elkaar nog beter leren kennen.” Gina: “Voor het onderwijs was de fusie zeker goed. Ik heb nu een combinatieklas van twee groepen in plaats van drie. Dat maakt het gemakkelijker om recht te doen aan alle kinderen. En ook voor kinderen is het fijner. Nu ze niet steeds met dezelfde kinderen hoeven om te gaan, kunnen ze meer van elkaar hebben.”

Tips voor andere scholen die gaan fuseren?

Ida: “Neem de tijd om elkaar te leren kennen en dingen te organiseren. Daar heb je toch minstens een jaar voor nodig. Bij ons werd jaren geleden al gesproken over een fusie. Toen
uiteindelijk de beslissing was genomen, hadden we te weinig tijd om alles voor het nieuwe schooljaar te regelen. Toen werd het nog een jaar uitgesteld. Dat heeft met name ouders erg
gefrustreerd.” Gina: “Een valkuil bij een fusie is ook dat je wilt vasthouden aan hoe jij het altijd deed. Daar ben ik zelf ook een keer ingetuind.” Joke: “Communicatie, open staan voor
elkaar en dingen een kans geven: daar draait het om.”

Een samenwerkingsschool is een combinatie van een openbare en een christelijke school. Beide identiteiten krijgen er een plek. Met behulp van een identiteitscommissie, bestaande uit ouders en medewerkers van beide identiteiten, worden afspraken gemaakt over de vormgeving ervan en worden de afspraken bewaakt. Het is belangrijk dat ouders en medewerkers van beide identiteiten zich op de school thuis (blijven) voelen.