Over de gesprekken op de scholen

Er worden door mr’en en ouders veel vragen gesteld over het voorstel ‘Toekomstscenario II’. Omdat ze een goed beeld willen krijgen van de eigen specifieke situatie en om te kunnen bepalen of het voorstel dat er ligt het juiste is. Dat kost veel tijd en daar willen we ook de tijd voor nemen. Op een aantal scholen hebben al vervolggesprekken plaatsgevonden. Veelal voorgezeten door Marcel Endendijk en Roosje van Leer, beiden werkzaam bij adviesbureau Stamm in Assen. Tot nog toe waren ze vooral betrokken bij de gesprekken op de L&E-scholen, wanneer gewenst zullen ze ook aanschuiven bij overleggen op de VCPO-scholen. Een gesprek over hun rol en ervaringen.

hoge resolutie AnEv2014sep18-4382-HR
Marcel Endendijk en Roosje van Leer

Wat is Stamm voor organisatie?

Marcel: “Stamm is een adviesbureau voor maatschappelijke vraagstukken.” Roosje: “ ‘Onderwijs en krimp’ is bijvoorbeeld een belangrijk thema waarbinnen wij werken. Wij ondersteunen organisaties met onderzoek en procesbegeleiding.”

Jullie zitten de gesprekken voor op de scholen. Wat is precies jullie rol?

Marcel: “We zorgen ervoor dat het gesprek goed verloopt. We zijn intermediair of tolk tussen ouders en schoolbesturen. Voor beide partijen is dat prettig, omdat wij er meer neutraal in staan. Daarnaast zijn we vraagbaak voor ouders, maar ook voor de directieleden en de bestuurders.”

Hoe reageren mensen op ‘Toekomstscenario II’?

Marcel: “Heel verschillend. Er zijn mensen die begrijpen dat er iets moet veranderen, mensen die zich zorgen maken over hoe het verder gaat, en mensen die de strijd aan willen gaan om hun school open te houden.” Roosje: “Deze laatste groep ziet bijvoorbeeld de school als onmisbaar voor de leefbaarheid in een dorp. Of vindt het vooral belangrijk dat hun kind zich fijn voelt op school en wil de school daarom niet zomaar opgeven.”

Hoe gaan jullie met deze laatste groep mensen om?

Roosje: “We geven inzicht in de positie van de bestuurders, maar luisteren ook naar hun verhaal. We staan open voor hun opvattingen. Je moet elkaar eerst begrijpen en van daaruit naar een oplossing zoeken.”

En wat als ouders dan toch hun (kleine) school willen open houden?

Roosje: “De bestuurders willen daar zelf niet aan meewerken, omdat het haaks op hun visie staat. Als bestuurder ben je verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. Door de krimp is dat steeds lastiger te garanderen. Maar de bestuurders willen deze groep ouders ook niet tegenhouden. Als ouders dat willen krijgen ze onder bepaalde voorwaarden de ruimte om te onderzoeken of het mogelijk is om zelf de school overeind te houden. Wij ondersteunen ze hierbij met kennis en inzicht. Laten bijvoorbeeld zien wat realistisch is en wat niet.”

Wanneer is iets niet realistisch?

Roosje: “Dat kan van alles zijn en ligt per school weer anders. Denk alleen maar aan de opheffingsnorm. Als prognoses uitwijzen dat een school na verloop van tijd onder de opheffingsnorm komt is het niet realistisch om een school in stand te willen houden. Omdat je dan geen geld meer krijgt van de overheid. Ook niet iedereen weet dat de opheffingsnorm per gemeente verschilt. In Winsum ligt dit bijvoorbeeld op 47 leerlingen en in De Marne op 23. Er zijn ook ouders die denken dat zolang de kleinescholentoeslager is, ze het alleen wel kunnen redden. Maar ook dat ligt per school verschillend, bijvoorbeeld omdat de kosten die je maakt voor een gebouw overal weer anders zijn.”

Welke mogelijkheden zijn er dan? 

Roosje: “Er zijn geen kant-en-klare oplossingen. Tijdens de bijeenkomst in Garnwerd werden een aantal ideeën aangedragen. Zoals het zoeken van aansluiting bij de Kleine Scholen Coöperatie of het overdragen van het onderhoud van de school aan het dorp. Momenteel wordt onderzocht of deze ideeën (ook wettelijk gezien) toepasbaar zijn binnen de eigen situatie en welke consequenties dit met zich meebrengt. Het is nu nog niet te zeggen welke kant het opgaat.”

Wie zijn belangrijke beslissers?

Marcel: “De mr’en en de directies van de scholen. Zij hebben een cruciale rol in dit traject. Mr-leden zullen uiteindelijk hun stem moeten uitbrengen. Belangrijk is dus dat ze weten wat er bij de achterban leeft. En dat is nog best lastig, want hoe kom je daar achter? Je ziet dat deze mensen zich heel verantwoordelijk voelen en alles in het werk stellen om het tot een goed einde te brengen. Als je mij vraagt wie de helden zijn in dit traject, dan zijn dat de mr-leden wel!”